17Toen A̱bram nu negenennegentig jaar oud was, verscheen Jehovah aan A̱bram en zei tot hem:+ „Ik ben God de Almachtige.*+ Wandel voor mijn aangezicht en betoon u onberispelijk.+
11 En God zei verder tot hem: „Ik ben God de Almachtige.*+ Wees vruchtbaar en word tot velen. Natiën* en een verzameling van natiën zullen uit u ontstaan, en koningen zullen uit uw lendenen voortkomen.+