donderdag 20 maart
De hand van onze God was op ons en hij beschermde ons onderweg tegen vijanden. — Ezra 8:31.
Ezra had gezien hoe Jehovah zijn volk in moeilijke tijd steunde. Hij woonde waarschijnlijk in Babylon toen jaren eerder, in 484 v.Chr., koning Ahasveros een besluit uitvaardigde om de Joden in het hele Perzische Rijk uit te roeien (Esth. 3:7, 13-15). Hoe reageerden Ezra en de andere Joden op het dreigende gevaar? ‘In elke provincie’ gingen ze vasten en rouwen, waarbij ze ongetwijfeld Jehovah om hulp vroegen (Esth. 4:3). Stel je voor hoe ze zich hebben gevoeld toen de rollen werden omgedraaid en degenen die de Joden wilden uitroeien zelf werden gedood! (Esth. 9:1, 2) Wat Ezra in die moeilijke tijd meemaakte, heeft hem misschien voorbereid op latere beproevingen. En het heeft hem waarschijnlijk meer vertrouwen gegeven in Jehovah’s vermogen om zijn volk te beschermen. w23.11 17 ¶12-13
vrijdag 21 maart
David noemt de mens gelukkig aan wie God rechtvaardigheid toerekent los van de werken. — Rom. 4:6.
Paulus sprak vooral over ‘werken van de wet’, de wet die Mozes op de berg Sinaï kreeg (Rom. 3:21, 28). Het lijkt erop dat in Paulus’ tijd sommige Joodse christenen het moeilijk vonden te accepteren dat de wet van Mozes was afgeschaft en dat ze die niet meer moesten naleven. Daarom wees Paulus op het voorbeeld van Abraham om te bewijzen dat iemand niet rechtvaardig wordt door ‘werken van de wet’ maar door geloof. Dat is heel bemoedigend, want het laat zien dat het mogelijk is Gods goedkeuring te krijgen als je geloof in God en in Christus ontwikkelt. Maar waar gaat Jakobus 2 dan over? Jakobus heeft het niet over de ‘werken van de wet’ die Paulus noemde. Hij heeft het over de werken of daden van christenen in hun dagelijks leven (Jak. 2:24). Het zijn de dingen die laten zien of een christen een oprecht geloof in God heeft of niet. w23.12 3 ¶8; 4-5 ¶10-11
zaterdag 22 maart
De man is het hoofd van zijn vrouw. — Ef. 5:23.
Als je wilt trouwen, denk er dan goed over na met wie. Maak een verstandige keuze. Vergeet niet dat je als zuster onder het gezag komt van de man met wie je trouwt (Rom. 7:2; Ef. 5:33). Vraag je dus af: Is hij een geestelijk volwassen christen? Komt Jehovah op de eerste plaats in zijn leven? Neemt hij verstandige beslissingen? Kan hij zijn fouten toegeven? Heeft hij respect voor vrouwen? Heeft hij de vaardigheden die nodig zijn om me geestelijk, materieel en emotioneel te ondersteunen? Natuurlijk moet je, om een goede kandidaat te vinden, ook zelf een goede kandidaat zijn. Een goede vrouw is ‘een helper’ die haar man ‘aanvult’ (Gen. 2:18). En uit liefde voor Jehovah doet ze wat ze kan om bij te dragen aan de reputatie van haar man (Spr. 31:11, 12; 1 Tim. 3:11). Je kunt je op zo’n rol voorbereiden door meer liefde voor Jehovah op te bouwen en door thuis en in de gemeente een helper voor anderen te zijn. w23.12 22-23 ¶18-19