Psalmen
ל [Laʹmedh]*
2 In zijn hoogmoed vervolgt de goddeloze de ellendige heftig;+
Zij worden gevangen door de denkbeelden die zij hebben bedacht.+
3 Want de goddeloze heeft zich beroemd op het zelfzuchtige verlangen van zijn ziel,+
En degene die onrechtmatige winst maakt,+ heeft zichzelf gezegend;
נ [Noen]
Hij heeft Jehovah geminacht.+
5 Zijn wegen blijven te allen tijde voorspoedig.*+
Uw rechterlijke beslissingen zijn in de hoogte, buiten zijn bereik;+
Wat allen betreft die blijk geven van vijandschap jegens hem, hij blaast tegen hen.+
6 Hij heeft in zijn hart gezegd: „Ik zal niet aan het wankelen worden gebracht;+
Van geslacht tot geslacht [zal ik] iemand [zijn] die niet in rampspoed verkeert.”+
פ [Peʼ]
7 Zijn mond is vol van vervloekingen en van bedrog en van onderdrukking.+
Onder zijn tong zijn moeite en wat schadelijk is.+
8 Hij zit in een hinderlaag van nederzettingen;*
Uit verborgen plaatsen zal hij een onschuldige doden.+
ע [ʽAʹjin]
9 Hij blijft op de loer liggen in de verborgen plaats als een leeuw in zijn schuilhoek van kreupelhout.+
Hij blijft op de loer liggen+ om de een of andere ellendige met geweld weg te voeren.
Hij voert de ellendige met geweld weg wanneer hij zijn net dichttrekt.+
10 Hij wordt verbrijzeld, hij buigt zich,
En het leger van neerslachtigen* moet in zijn sterke [klauwen] vallen.+
11 Hij heeft in zijn hart gezegd:+ „God is [het] vergeten.+
Hij heeft zijn aangezicht verborgen.+
Hij zal [het] stellig nooit zien.”+
ק [Qōf]
13 Waarom heeft de goddeloze God* geminacht?+
Hij heeft in zijn hart gezegd: „Gij zult geen rekenschap vragen.”+
ר [Rēsj]
14 Want gijzelf hebt moeite en kommer gezien.
Gij blijft toezien, om [ze] in uw hand te krijgen.+
Aan u vertrouwt de ongelukkige,+ de vaderloze jongen, [zich] toe.
Gijzelf zijt [zijn] helper geworden.+
ש [Sjin]
15 Verbreek de arm van de goddeloze en slechte.+
Moogt gij naar zijn goddeloosheid zoeken [totdat] gij [ze] niet meer vindt.+
ת [Taw]