Psalmen
Aan de leider. Van de zonen van Ko̱rach,+ op „De meisjes”.* Een lied.
46 God* is voor ons een toevlucht en sterkte,+
Een hulp die gemakkelijk te vinden is in benauwdheden.+
2 Daarom zullen wij niet vrezen, al ondergaat de aarde een verandering+
En al wankelen de bergen [en vallen ze] in het hart van de uitgestrekte zee;+
3 Al zijn haar wateren onstuimig, schuimen [ze] over,+
Al schudden de bergen bij haar geweld.+ Sela.
5 God is in het midden van [de stad];*+ ze zal niet aan het wankelen worden gebracht.+
God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.+
8 Komt, aanschouwt de activiteiten van Jehovah,*+
Hoe hij verbazingwekkende gebeurtenissen op de aarde heeft gesteld.+
9 Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde* der aarde.+
De boog verbreekt hij en hij slaat de speer werkelijk aan stukken;+