Psalmen
Aan de leider. Een melodie van Da̱vid.
64 Hoor, o God, mijn stem in mijn bezorgdheid.+
Moogt gij tegen de angstaanjaging van de vijand mijn leven beveiligen.+
2 Moogt gij mij verbergen voor het vertrouwelijke gesprek der boosdoeners,+
Voor het tumult van de beoefenaars van wat schadelijk is,+
3 Die hun tong hebben gescherpt net als een zwaard,+
Die hun pijl, bittere taal, hebben aangelegd+
4 Om uit verborgen plaatsen op de onberispelijke te schieten.+
Plotseling schieten zij op hem en vrezen niet.+
6 Zij blijven onrechtvaardige dingen uitvorsen;+
Zij hebben een goed uitgevorst listig plan verborgen,+
En het binnenste van een ieder, ja, [zijn] hart, is diep.+
7 Maar God zal plotseling een pijl op hen afschieten.+
Wonden bleken er voor hen te zijn,+
8 En zij doen iemand struikelen.+
[Maar] hun tong is tegen henzelf.+
Allen die naar hen kijken, zullen hun hoofd schudden,+
9 En alle aardse mensen zullen bevreesd worden;+
En zij zullen vertellen over de activiteit van God,+
En zij zullen stellig inzicht hebben in zijn werk.+