8 En hij moet zijn hand op de kop van zijn offergave leggen,+ en die moet vóór de tent der samenkomst worden geslacht;+ en Aä̱rons zonen moeten het bloed ervan rondom op het altaar sprenkelen.
13 En hij moet de jonge ram slachten op de plaats+ waar geregeld het zondeoffer en het brandoffer worden geslacht,* op een heilige plaats,+ want het schuldoffer behoort evenals het zondeoffer de priester toe.+ Het is iets allerheiligst.