24 Gij moogt u voor hun goden niet buigen, noch u ertoe laten bewegen ze te dienen, en gij moogt niets maken gelijk hun werken,+ maar gij zult ze zonder mankeren omverhalen en gij zult zonder mankeren hun heilige zuilen aan stukken breken.+
5 Integendeel, dit dient GIJ met hen te doen: Hun altaren dient GIJ af te breken,+ en hun heilige zuilen dient GIJ aan stukken te breken,+ en hun heilige palen*+ dient GIJ om te hakken,+ en hun gehouwen beelden dient GIJ met vuur te verbranden.+
3 En GIJ moet hun altaren afbreken+ en hun heilige zuilen verbrijzelen,+ en GIJ dient hun heilige palen* in het vuur te verbranden+ en de gehouwen beelden van hun goden om te hakken,+ en GIJ moet hun namen van die plaats doen vergaan.+