19 De grens dan van de Kanaäniet strekte zich uit van Si̱don tot aan Ge̱rar,+ nabij Ga̱za,+ tot aan So̱dom en Gomo̱rra+ en A̱dma+ en Ze̱boïm,+ nabij La̱sa.*
18 Op die dag sloot* Jehovah met A̱bram een verbond+ en zei: „Aan uw zaad wil ik dit land geven,+ van de rivier van Egy̱pte tot de grote rivier, de rivier de E̱u̱fraat:+