3 Toen zei Mo̱zes tot Aä̱ron: „Dit is het wat Jehovah gesproken heeft, toen hij zei: ’Laat mij onder hen die mij nabij zijn,+ geheiligd worden,+ en laat mij voor het aangezicht van heel het volk verheerlijkt worden.’”+ En Aä̱ron bewaarde het stilzwijgen.