13 Daarom ontbrandde Jehovah’s toorn tegen I̱sraël en liet hij hen veertig jaar in de wildernis ronddolen,+ totdat heel het geslacht dat kwaad deed in de ogen van Jehovah, zijn einde vond.+
38 De priester Aä̱ron nu besteeg op bevel van Jehovah de berg Hor en stierf daar in het veertigste jaar van de uittocht der zonen van I̱sraël uit het land Egy̱pte, in de vijfde maand, op de eerste van de maand.+