20 Daarop nam hij het kalf dat zij hadden gemaakt en verbrandde het met vuur en vergruisde het totdat het fijn was,+ waarna hij het op de oppervlakte der wateren+ strooide en de zonen van I̱sraël ervan liet drinken.+
3 En GIJ moet hun altaren afbreken+ en hun heilige zuilen verbrijzelen,+ en GIJ dient hun heilige palen* in het vuur te verbranden+ en de gehouwen beelden van hun goden om te hakken,+ en GIJ moet hun namen van die plaats doen vergaan.+