12 En nu, o I̱sraël, wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u+ dan Jehovah, uw God, te vrezen,+ door al zijn wegen te bewandelen+ en hem lief te hebben+ en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen,+
31 Toen trad er voor de gemeente+ in heel Jude̱a en Galile̱a en Sama̱ria werkelijk een periode van vrede in en werd ze opgebouwd; en daar ze in de vrees van Jehovah*+ en in de vertroosting van de heilige geest+ wandelde, bleef ze [in aantal] toenemen.