11 Toen ging Elka̱na naar Ra̱ma, naar zijn huis;* en wat de jongen betreft, hij werd een dienaar*+ van Jehovah voor het aangezicht van de priester E̱li.
15 En Sa̱muël bleef liggen tot de morgen.* Toen opende hij de deuren van Jehovah’s huis.+ En Sa̱muël was bevreesd E̱li van de verschijning te vertellen.+