37 Toen zij nu dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen,+ en zij zeiden tot Pe̱trus en de overige apostelen: „Mannen, broeders, wat moeten wij doen?”+
15 Zij zijn juist degenen die tonen dat de inhoud van de wet in hun hart staat geschreven,+ terwijl hun geweten+ met hen getuigenis aflegt en hun eigen gedachten onderling hen beschuldigen+ of zelfs verontschuldigen.
10 Want op godvruchtige wijze bedroefd te zijn, bewerkt berouw* dat tot redding leidt en waarvan men geen spijt krijgt;+ maar de droefheid van de wereld bewerkt de dood.+