14 Aldus kreeg A̱bram te horen dat zijn broeder gevangengenomen was.+ Daarop monsterde hij zijn geoefende mannen,+ driehonderd achttien slaven, geboren in zijn huis,*+ en zette de achtervolging in tot Dan+ toe.
34Toen ging Mo̱zes uit de woestijnvlakten van Mo̱ab de berg Ne̱bo op,+ naar de top van de Pi̱sga,+ die uitziet op Je̱richo.+ En daar toonde Jehovah hem het hele land: Gi̱lead tot aan Dan,+
29 Bovendien gaven zij de stad de naam Dan, naar de naam van hun vader, Dan,+ die aan I̱sraël geboren was.+ Niettemin was de naam van de stad oorspronkelijk La̱ïs.+
20Dientengevolge trokken alle zonen van I̱sraël uit+ en kwam de vergadering als één man+ samen, van Dan+ tot Berse̱ba,*+ alsmede het land Gi̱lead,+ bij Jehovah te Mi̱zpa.+
29 Alleen van het navolgen van de zonden van Jero̱beam,+ de zoon van Ne̱bat, waarmee hij I̱sraël had doen zondigen,+ week Je̱hu niet af, [dat wil zeggen] de gouden kalveren+ waarvan er één te Be̱thel stond en één te Dan.+