30 Dientengevolge zei Jehovah tot Je̱hu: „Omdat gij goed gehandeld hebt, door te doen wat recht is in mijn ogen,+ [en] met het huis van A̱chab gedaan hebt naar alles wat in mijn hart was,+ zullen zelfs zonen tot in het vierde geslacht voor u op de troon van I̱sraël zitten.”+