3 En hij moet tot hen zeggen: ’Hoor, o I̱sraël, GIJ staat heden vlak voor de strijd tegen UW vijanden. Laat UW hart niet versaagd worden.+ Weest niet bevreesd en gaat niet in paniek op de loop en siddert niet wegens hen,+
10 Wees niet bevreesd, want ik ben met u.+ Blik niet rond, want ik ben uw God.*+ Ik wil u sterken.+ Ik wil u werkelijk helpen.+ Ik wil u werkelijk stevig vasthouden met mijn rechterhand+ van rechtvaardigheid.’+
7 Luistert naar mij, GIJ die rechtvaardigheid kent, het volk in welks hart mijn wet is.+ Weest niet bevreesd voor de smaad van sterfelijke mensen,* en wordt niet met verschrikking geslagen enkel wegens hun beschimpende woorden.+