52 En GIJ moet alle bewoners van het land van voor UW aangezicht verdrijven* en al hun stenen figuren* vernietigen,+ en al hun beelden van gegoten metaal+ dient GIJ te vernietigen, en al hun heilige hoge plaatsen dient GIJ te verwoesten.+
14 Maar op de plaats die Jehovah in een van uw stammen zal uitkiezen, daar dient gij uw brandoffers te brengen, en daar dient gij te doen al wat ik u gebied.+
6 Maar ik zal Jeru̱zalem uitkiezen,+ opdat mijn naam daar zal blijken te zijn, en ik zal Da̱vid uitkiezen om voortaan aan het hoofd van mijn volk I̱sraël te staan.’+
12 Heeft Hizki̱a zelf niet zijn hoge plaatsen+ en zijn altaren verwijderd+ en toen tot Ju̱da en tot Jeru̱zalem gezegd: „Voor één altaar+ dient GIJ U neer te buigen+ en daarop dient GIJ offerrook te brengen”?+