11 En Jehovah zal u voortdurend+ moeten leiden+ en uw ziel moeten verzadigen zelfs in een verzengd land,+ en hij zal zelfs aan uw beenderen kracht geven;+ en gij moet worden als een welbesproeide tuin,+ en als de waterbron, waarvan de wateren niet liegen.
26 En ik wil hen en de omgeving van mijn heuvel tot een zegen maken,+ en ik wil de stortregen doen neerdalen op zijn tijd. Zegen brengende stortregens zullen er blijken te zijn.+
3 En wij zullen stellig kennen, wij zullen er stellig op uit zijn Jehovah te kennen.+ Gelijk de dageraad+ is zijn te voorschijn treden stevig bevestigd.+ En hij zal tot ons komen gelijk een stortregen;+ gelijk een lenteregen die [de] aarde drenkt.”+