2 Maar Farao zei: „Wie is Jehovah,+ zodat ik zijn stem zou gehoorzamen* en I̱sraël zou heenzenden?+ Ik ken Jehovah in het geheel niet,+ en daarbij komt nog dat ik I̱sraël niet zal heenzenden.”+
14 Wie onder alle goden van deze natiën die door mijn voorvaders aan de vernietiging werden prijsgegeven, is in staat gebleken zijn volk uit mijn hand te bevrijden, zodat UW God U uit mijn hand zou kunnen bevrijden?+