7 Toen zei Na̱than tot Da̱vid: „Gijzelf zijt die man! Dit heeft Jehovah, de God van I̱sraël, gezegd: ’Ikzelf heb u tot koning over I̱sraël gezalfd+ en ikzelf heb u uit de hand van Saul bevrijd.+
2 „Ik acht mij gelukkig, koning Agri̱ppa, dat ik betreffende alle dingen waarvan ik door joden word beschuldigd,+ vandaag in uw tegenwoordigheid mijn verdediging mag houden,