9 En gij moet uw knecht een gehoorzaam hart* geven om uw volk te richten,+ om te onderscheiden tussen goed en kwaad;+ want wie is in staat dit moeilijke* volk van u+ te richten?”+
21 En hij verandert tijden* en tijdperken,+ zet koningen af en stelt koningen aan,+ geeft wijsheid aan de wijzen en kennis aan hen die onderscheidingsvermogen kennen.+