13 Maar hij zei tot hem: „Mijn heer weet wel dat de kinderen teer zijn en dat ik zogende schapen en runderen onder mijn hoede heb,+ en zou men ze één dag te vlug drijven, dan zal de hele kleinveekudde stellig doodgaan.+
16 En ik heb nog andere schapen,+ die niet van deze kooi zijn;+ ook die moet ik brengen,* en zij zullen naar mijn stem luisteren,+ en zij zullen één kudde, één herder+ worden.
2 Weidt+ de kudde Gods+ die aan UW zorg is toevertrouwd, niet onder dwang,* maar gewillig;*+ noch uit liefde voor oneerlijke winst,+ maar bereidwillig;