29 Wat de zonen van I̱sraël betreft, zij liepen over droog land in het midden van de zeebedding,+ en de wateren waren hun tot een muur, aan hun rechter- en aan hun linkerzijde.+
15 en zodra de dragers van de Ark de Jorda̱a̱n bereikten en de voeten van de priesters die de Ark droegen, in de rand van het water waren gedompeld (nu treedt de Jorda̱a̱n alle dagen van de oogst buiten zijn oevers),+