7 Laat de goddeloze zijn weg verlaten+ en de man van schadelijkheid zijn gedachten;+ en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn,+ en tot onze God, want hij zal rijkelijk vergeven.+
7 Hun eigen voeten blijven naar louter slechtheid snellen,+ en zij haasten zich om onschuldig bloed te vergieten.+ Hun gedachten zijn schadelijke gedachten;+ gewelddadige plundering en verbreking zijn op hun hoofdwegen.*+
12 En zij zeiden: „Er is geen hoop op!+ Want naar onze eigen gedachten zullen wij wandelen, en ieder van ons zal handelen naar de verstoktheid van zijn slechte hart.”+