16 Want gij zijt onze Vader;+ hoewel A̱braham zelf ons wellicht niet heeft gekend en I̱sraël van zijn kant ons misschien niet erkent, zijt gij, o Jehovah, onze Vader. Onze Terugkoper* van weleer is uw naam.+
17 Indien GIJ voorts de Vader aanroept, die onpartijdig*+ oordeelt naar een ieders werk, gedraagt U dan met vrees+ gedurende de tijd van UW inwonende vreemdelingschap.+