12 en gaf de koopakte toen aan Ba̱ruch,+ de zoon van Neri̱a,+ de zoon van Machse̱ja, voor de ogen van Hana̱meël, [de zoon van] mijn oom van vaderszijde, en voor de ogen van de getuigen, die in de koopakte schreven,+ voor de ogen van al de joden die in het Voorhof van de Wacht+ zaten.