7 Hoe kan ik u* hierom nog vergeven? Uw eigen zonen hebben mij verlaten en zij blijven zweren+ bij wat geen God is.*+ En ik bleef hen verzadigen,+ maar zij gingen ermee voort overspel te bedrijven,+ en naar het huis van een prostituee gaan zij in drommen.
10 Want van overspelers*+ is het land vol geworden.+ Want wegens de vloek* is het land gaan treuren,+ de weidegronden van de wildernis zijn verdroogd;+ en hun handelwijze blijkt slecht te zijn, en hun machtsbetoon is niet juist.
4 Zij allen zijn overspelers,+ als een oven, aangestoken door een bakker, [die] ophoudt met oppoken na het kneden van het deeg totdat het doorzuurd is.