46Bel+ heeft zich neergebogen,+ Ne̱bo helt voorover; hun afgoden+ zijn voor de wilde dieren en voor de huisdieren geworden, hun vrachten, stukken bagage, een last voor de vermoeide dieren.
7 Zij dragen hem op de schouder,+ zij torsen hem en zetten hem op zijn plaats opdat hij blijft staan. Van zijn standplaats wijkt hij niet.+ Men schreeuwt zelfs tot hem, maar hij antwoordt niet; uit iemands benauwdheid redt hij hem niet.+