23 Vertelt de dingen die later zullen komen, opdat wij weten dat GIJ goden zijt.*+ Ja, GIJ behoort goed of kwaad te doen, opdat wij kunnen rondblikken en [het] tevens zien.+
9 De formeerders van het gesneden beeld zijn allen een onwerkelijkheid,+ en hun lievelingen* zelf zullen geen baat verschaffen;+ en als hun getuigen* zien zij niets en weten niets,+ opdat zij beschaamd worden.+
20 Schaart U bijeen en komt.+ Treedt gezamenlijk nader, GIJ ontkomenen uit de natiën.+ Zij die het hout* van hun gesneden beeld dragen, zijn niet tot enige kennis gekomen, evenmin zij die tot een god bidden die niet redden kan.*+