20 totdat Jehovah UW broeders, evenals U, rust geeft en ook zij het land in bezit hebben genomen dat Jehovah, UW God, hun aan de overkant van de Jorda̱a̱n geeft, waarna GIJ moet terugkeren, ieder naar zijn bezitting die ik U gegeven heb.’+
37 ’Ziet, ik breng hen bijeen uit al de landen waarheen ik hen in mijn toorn en in mijn woede en in grote verontwaardiging verdreven zal hebben,+ en ik wil hen terugbrengen naar deze plaats en hen in zekerheid doen wonen.+
11 En de zonen van Ju̱da en de zonen van I̱sraël zullen stellig worden bijeengebracht tot een eenheid*+ en zullen werkelijk één hoofd voor zich aanstellen en optrekken uit het land,+ want groot zal de dag van Ji̱zreël*+ zijn.
14 En ik wil de gevangenen van mijn volk I̱sraël doen terugkeren,+ en zij zullen werkelijk [de] woest gelegde steden bouwen en [ze] bewonen,+ en wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, en tuinen aanleggen en de vrucht ervan eten.’+
20 In die tijd zal ik ulieden herwaarts brengen, ja in de tijd dat ik U bijeenbreng. Want ik zal ulieden maken tot een naam en een lof onder alle volken der aarde, wanneer ik UW gevangenen voor UW ogen doe terugkeren”, heeft Jehovah gezegd.+