9 Men zal generlei kwaad doen+ noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg;+ want de aarde* zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee* bedekken.+
10 en gij aan de hongerige uw eigen ziel[sbegeerte] zult schenken,+ en gij de in droefheid nedergebogen ziel zult verzadigen, dan zal uw licht stellig zelfs in de duisternis gaan stralen, en uw donkerheid zal zijn als de middag.+
17 En de geest*+ en de bruid+ blijven zeggen: „Kom!” En laat een ieder die het hoort, zeggen: „Kom!”+ En een ieder die dorst heeft, kome;+ een ieder die wil, neme het water des levens om niet.+