10 Want zelfs de sterren des hemels en zijn sterrenbeelden van Ke̱sil*+ zullen hun licht niet laten stralen; de zon zal werkelijk duister worden wanneer ze te voorschijn komt, en de maan zelf zal haar licht niet laten schijnen.
7 ’En wanneer gij wordt uitgeblust, wil ik [de] hemel bedekken en zijn sterren verduisteren. Wat [de] zon betreft, met wolken zal ik ze bedekken, en [de] maan zelf zal haar licht niet laten schijnen.+