13 Maar de belastinginner, die op een afstand stond, wilde zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen, doch sloeg zich voortdurend op de borst+ en zei: ’O God, wees mij zondaar genadig.’+
6 De onverdiende goedheid die hij geeft, is echter groter.+ Daarom zegt ze: „God weerstaat de hoogmoedigen,+ maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen.”+