18 En het huis van Ja̱kob moet een vuur worden,+ en het huis van Jo̱zef een vlam, en het huis van E̱sau als stoppels;+ en zij moeten hen in brand steken en hen verteren. En er zal voor het huis van E̱sau geen overlevende blijken te zijn;+ want Jehovah zelf heeft [het] gesproken.