9 En gij moet hen omgorden met de sjerpen, zowel Aä̱ron als zijn zonen, en gij moet hun het hoofddeksel om [het hoofd] winden; en het priesterschap moet hun toebehoren als een inzetting tot onbepaalde tijd.*+ Zo moet gij de hand van Aä̱ron en de hand van zijn zonen met macht vullen.+
11 En Aä̱ron moet de stier van het zondeoffer, die voor hemzelf* is, aanbieden en verzoening doen ten behoeve van zichzelf en zijn huis; en hij moet de stier van het zondeoffer, die voor hemzelf is, slachten.+
27 Hij behoeft niet dagelijks,+ zoals die hogepriesters, slachtoffers te brengen, eerst voor zijn eigen zonden+ en daarna voor die van het volk+ (want dit heeft hij eens+ voor altijd gedaan toen hij zichzelf ten offer bracht+);
28 want de Wet stelt mensen die met zwakheid behept zijn+ tot hogepriester aan,+ maar het woord van de gezworen eed,+ die na de Wet kwam, [stelt] een Zoon [aan], die voor eeuwig tot volmaaktheid is gebracht.*+
7 maar in de tweede [afdeling] gaat alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnen,+ niet zonder bloed,+ dat hij offert voor zichzelf+ en voor de in onwetendheid begane zonden van het volk.+