2 Korinthiërs 6:16 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 16 En welke overeenkomst heeft Gods tempel* met afgoden?+ Want wij zijn een tempel+ van een levende God, zoals God heeft gezegd: „Ik zal onder hen verblijven+ en onder [hen] wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.”+ Efeziërs 2:19 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 19 GIJ zijt daarom stellig geen vreemden+ en inwonende vreemdelingen+ meer, maar medeburgers+ van de heiligen+ en leden van het huisgezin+ van God,
16 En welke overeenkomst heeft Gods tempel* met afgoden?+ Want wij zijn een tempel+ van een levende God, zoals God heeft gezegd: „Ik zal onder hen verblijven+ en onder [hen] wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.”+
19 GIJ zijt daarom stellig geen vreemden+ en inwonende vreemdelingen+ meer, maar medeburgers+ van de heiligen+ en leden van het huisgezin+ van God,