2 dat dezen oorlog voerden tegen Be̱ra, de koning van So̱dom,+ en tegen Bi̱rsa, de koning van Gomo̱rra,+ Si̱neab, de koning van A̱dma,+ en Seme̱ber, de koning van Ze̱boïm,+ en de koning van Be̱la (dat wil zeggen Zo̱ar).+
23 zwavel en zout+ en brand,+ zodat zijn gehele land niet bezaaid zal worden en niets zal doen ontspruiten en er geen plantengroei in zal opschieten, gelijk de omkering van So̱dom en Gomo̱rra,+ A̱dma+ en Ze̱boïm,+ die Jehovah in zijn toorn en in zijn gramschap ondersteboven gekeerd heeft+ —