15 Verder zei God tegen Abraham: ‘Wat je vrouw Sarai+ betreft, je moet haar geen Sarai noemen, want Sara zal haar naam worden. 16 Ik zal haar zegenen en jou bij haar een zoon geven.+ Ik zal haar zegenen en er zullen volken van haar afstammen. Koningen van volken zullen uit haar voortkomen.’