2 Abram antwoordde: ‘Soevereine Heer Jehovah, wat zult u mij geven? Ik heb namelijk nog steeds geen kinderen en mijn erfenis zal gaan naar een man uit Damaskus, Elië̱zer.’+ 3 Abram zei verder: ‘U hebt mij geen nageslacht+ gegeven, en een van mijn dienaren volgt me op als erfgenaam.’