-
Leviticus 6:2-5Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
-
-
2 ‘Als iemand* zondigt en zich ontrouw tegenover Jehovah gedraagt+ doordat hij zijn naaste bedriegt in verband met iets wat hem is toevertrouwd+ of als onderpand is gegeven, of doordat hij zijn naaste besteelt of afzet, 3 of doordat hij iets vindt wat verloren was en erover liegt, en hij ook nog een valse eed aflegt nadat hij zo’n zonde heeft begaan,+ dan moet hij het volgende doen: 4 Als hij gezondigd heeft en schuldig is, moet hij teruggeven wat hij gestolen heeft, wat hij door afpersing of afzetterij verkregen heeft, wat hem toevertrouwd is, wat een ander verloren had en hij gevonden heeft, 5 of wat maar ook waarover hij een valse eed heeft afgelegd. Ook moet hij het volledig vergoeden+ en daar een vijfde van de waarde aan toevoegen. Op de dag waarop zijn schuld wordt bewezen, moet hij dat aan de eigenaar geven.
-