11 De zoon van de Israëlitische vrouw ging de Naam* lasteren en vervloeken.*+ Daarom brachten ze hem naar Mozes.+ De moeder van de man was Selo̱mith, de dochter van Di̱bri, uit de stam Dan.
14 ‘Breng degene die gevloekt heeft buiten het kamp. Allen die hem gehoord hebben, moeten hun handen op zijn hoofd leggen en de hele gemeenschap moet hem stenigen.+