11 De Israëlieten gingen doen wat slecht was in Jehovah’s ogen en vereerden de Baäls.+ 12 Zo verlieten ze Jehovah, de God van hun vaders, die hen uit Egypte had geleid.+ Ze gingen andere goden volgen, de goden van de volken om hen heen,+ en ze gingen zich voor die neerbuigen om Jehovah te tergen.+