8 ’s Morgens was hij* erg verontrust. Hij riep alle magiërs van Egypte en alle wijzen van het land bij zich. De farao vertelde hun zijn dromen, maar niemand kon ze aan hem uitleggen.
2 De koning gaf daarom opdracht de magiërs, bezweerders, tovenaars en Chaldeeën* bijeen te roepen om hem te vertellen wat hij gedroomd had. Ze kwamen dus en gingen vóór de koning staan.+