7 Toen verscheen Jehovah aan Abram en zei: ‘Dit land+ zal ik aan jouw nageslacht*+ geven.’ Daarom bouwde hij daar een altaar voor Jehovah, die aan hem verschenen was.
23 Zo werd het Schriftgedeelte vervuld: ‘Abraham geloofde in Jehovah* en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend’,+ en hij werd Jehovah’s* vriend genoemd.+