16 De nakomelingen van Mozes’ schoonvader,+ de Keniet,+ trokken met het volk Juda uit de Palmstad+ op naar de woestijn van Juda, ten zuiden van A̱rad.+ Daar vestigden ze zich tussen de bewoners.+
11 De Keniet He̱ber had zich trouwens afgescheiden van de Kenieten,+ de nakomelingen van Ho̱bab, de schoonvader van Mozes.+ Hij had zijn tent opgezet bij de grote boom in Saäna̱nnim, dat bij Ke̱des ligt.
6 Vervolgens zei Saul tegen de Kenieten:+ ‘Ga weg bij de Amalekieten, zodat ik jullie niet samen met hen vernietig.+ Want jullie hebben loyale liefde voor de Israëlieten getoond+ toen ze uit Egypte kwamen.’ De Kenieten gingen dus uit A̱malek weg.