19 Op de tiende dag van de eerste maand klom het volk omhoog uit de Jordaan. Ze sloegen hun kamp op bij Gi̱lgal,+ dat aan de oostkant van Jericho grenst.
8 Toen het hele volk besneden was, bleven ze in het kamp tot ze hersteld waren.
9 Toen zei Jehovah tegen Jozua: ‘Vandaag heb ik de schande van Egypte van jullie weggenomen.’* Daarom wordt die plaats tot op deze dag Gi̱lgal*+ genoemd.