4 Maar na E̱huds dood gingen de Israëlieten opnieuw doen wat slecht was in Jehovah’s ogen.+ 2 Daarom leverde Jehovah hen over aan koning Ja̱bin van Kanaän,+ die in Ha̱zor regeerde. Zijn legeraanvoerder was Si̱sera, die in Haro̱seth-Haggo̱jim+ woonde.