13 Toen riep ze de naam aan van Jehovah, die tegen haar sprak, en ze zei: ‘U bent een God die ziet.’+ Ze zei namelijk: ‘Heb ik hier echt degene gezien die mij ziet?’
21 Jehovah’s engel liet zich niet meer aan Mano̱ah en zijn vrouw zien, en Mano̱ah besefte dat het Jehovah’s engel was geweest.+22 Hij zei tegen zijn vrouw: ‘We zullen sterven, want we hebben God gezien.’+