12 Zo verlieten ze Jehovah, de God van hun vaders, die hen uit Egypte had geleid.+ Ze gingen andere goden volgen, de goden van de volken om hen heen,+ en ze gingen zich voor die neerbuigen om Jehovah te tergen.+
3 Toen zei Samuël tegen het hele huis van Israël: ‘Als jullie met je hele hart bij Jehovah terugkomen,+ als jullie de vreemde goden+ en de A̱storethbeelden+ wegdoen en als jullie je hart volledig* op Jehovah richten en alleen hem dienen,+ zal hij jullie uit de greep van de Filistijnen bevrijden.’+